uitnodigen
- Geluid: uitnodigen (hulp, bestand)
- IPA: /'ʌʏt.no.də.ɣə(n)/
- uit·no·di·gen
- samenstelling van uit bw en nodigen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitnodigen /'ʌʏt.no.də.ɣə(n)/ |
nodigde uit /'no.dəɣ.də 'ʔʌʏt/ |
uitgenodigd /'ʌʏt.xə.no.dəxt/ |
zwak -d | volledig |
uitnodigen
- overgankelijk iemand verzoeken iets bij te wonen
- Hij nodigde hen uit voor een belangrijke bijeenkomst.
- ▸ Er klonk countrymuziek uit zijn autoradio en hij nodigde mij uit om een nacht in zijn guesthouse in de tuin te blijven logeren.[1]
- ▸ Door alleen te zijn stapte ik sneller op mensen af en doordat ik alleen was durfden mensen mij eerder te benaderen en uit te nodigen in hun huis.[1]
1. iemand verzoeken iets bij te wonen
- Het woord uitnodigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitnodigen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be