tonen
- to·nen
- In de betekenis van ‘laten zien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tonen |
toonde |
getoond |
zwak -d | volledig |
tonen
- inergatief een bepaalde indruk geven
- overgankelijk laten zien
- Dat toonde hoe moedig en capabel hij werkelijk was.
- ▸ Ze heeft vele mooie herinneringen aan hem en toonde ons wel eens vol trots krantenartikelen en foto’s uit de tijd dat hij Minister van Oorlog en Marine was, tussen 1948 en 1950.[2]
- overgankelijk duidelijk maken
- overgankelijk blijken te bezitten
- wederkerend zich ~: zich doen kennen als
- bewijzen, manifesteren, tentoonspreiden, uiten, uitwijzen, vertonen
- laten blijken, laten zien
2. laten zien
de tonen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord toon
- Het woord tonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tonen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "tonen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be