tentoonstelling
- Geluid: tentoonstelling (hulp, bestand)
- IPA: /tɛnˈtonstɛlɪŋ/
- ten·toon·stel·ling
- In de betekenis van ‘uitstalling’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1]
- Naamwoord van handeling van tentoonstellen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tentoonstelling | tentoonstellingen |
verkleinwoord | tentoonstellinkje | tentoonstellinkjes |
de tentoonstelling v
- een uitstalling van voorwerpen om door het grote publiek bekeken te worden
- Vanaf deze week is er een tentoonstelling over de geschiedenis van Nederland, met allerlei archeologische vondsten.
- het tentoonstellen
- tentoonstellingsbezoeker, tentoonstellingscatalogus, tentoonstellingsgebouw, tentoonstellingsinstituut, tentoonstellingspaviljoen, tentoonstellingsruimte, tentoonstellingsseizoen, tentoonstellingsterrein, tentoonstellingszaal
1. een uitstalling van voorwerpen om door het grote publiek bekeken te worden
- Het woord tentoonstelling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tentoonstelling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tentoonstelling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be