teldag
- tel·dag
- samenstelling van tel ww en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teldag | teldagen |
verkleinwoord |
- dag waarop mensen een bepaald onderwerp tellen
- De vogelwerkgroep organiseerde ook dit jaar de jaarlijkse teldag om tuinvogels te tellen.
- Het woord 'teldag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.