speldengeld
- Geluid: speldengeld (hulp, bestand)
- spel·den·geld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speldengeld | |
verkleinwoord |
het speldengeld o
- geld dat een huisvrouw aan kleinigheidjes kon besteden
- geld dat bestemd is voor het kopen van kleding
- een verwaarloosbaar kleine hoeveelheid geld
- ▸ `Het kind leed, Theo, en haar moeder was wanhopig. Ze voelt zich zelf ook niet goed.'Wat betekenden die paar shilling nu helemaal voor het landgoed. Speldengeld.[3]
- Het woord speldengeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ speldengeld op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Main, Sarah“Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 9789044974515