• re·gen·zeil
enkelvoud meervoud
naamwoord regenzeil regenzeilen
verkleinwoord regenzeiltje regenzeiltjes

het regenzeilo [1]

  1. lap waterdichte stof die beschermt tegen water en neerslag
     Het was haar beurt om de spiritusbrander aan te steken en eten te maken in het achterste gedeelte van hun lekkende regenzeil.[2]
     Is die ene plek onder de bomen al ingenomen, houd dan rekening met de wind. Zet je tent met de opening in de richting vanwaaruit de wind komt. Een tip is om je tent niet op te zetten in het midden van het festivalterrein, maar aan de rand. Als er geen regen voorspeld is, laat je het regenzeil best ook thuis om de hitte buiten te laten.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  3.   Weblink bron
    Duygu Gök Jef Poppelmonde
    “Vragen over de hitte: Hoe houd ik mijn eten en drinken koel? En welke kleding draag ik het best?” (18/07/2022), De Standaard