regenponcho
  • re·gen·pon·cho
enkelvoud meervoud
naamwoord regenponcho regenponcho's
verkleinwoord regenponchootje regenponchootjes

de regenponchom

  1. een cape zonder mouwen die de drager beschermt tegen de regen
     Beatrix kwam goed voorbereid op Saba aan, compleet met regenponcho en nordic walking-stokken voor de veiligheid tijdens haar deels ongeplande wandeling over het natte pad Mary's Point Trail.[1]
     Er stonden twee geïmproviseerde katheders op een vilten staketsel, dat zandvrij moet worden gemaakt. Tenminste, dat concludeerde ik door de bedrijvigheid van een man in regenponcho.[2]
  1.   Weblink bron “Beatrix verkent Saba met poncho en wandelstokken” (12-12-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Hans Haversmid
    “Brusselcorrespondent redt de D-dayherdenking” (06/06/2019), HP de Tijd