reden
- Geluid: reden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈredə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈre.də(n)/, (nevenuitspraak als werkwoord) /re.jə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈre.də(n)/, (onbeschaafd voor het werkwoord) /ˈre.jə(n)/
- (Limburg): /ˈre.də(n)/
- re·den
- In de betekenis van ‘oorzaak, motief’ aangetroffen vanaf 1350 [1]
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | reden | redenen |
verkleinwoord | redentje | redentjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | reden | redens |
verkleinwoord |
- een motivatie door iemand bedacht of beredeneerd
- Kun je een reden geven waarom je te laat bent?
- ▸ Dit alles zou ik geneigd zijn positief te beoordelen. Daar staat echter tegenover dat deze vaas met plastic bloemen reden geeft tot zorgen met betrekking tot de affiniteit die de nieuwe eigenaar heeft met onze tradities. Maar ik wil u niet met mijn bekommeringen vervelen. We zijn er. Dit is kamer 17, de suite die ik voor u op orde heb laten brengen.[2]
- (wiskunde) verhouding, betrekking tussen een grootheid en een andere
- [1] grond, beweeggrond, drijfveer, argument, oorzaak
- om die reden
hierdoor
1. een motivatie door iemand bedacht of beredeneerd
de reden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord rede
reden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reden |
reedde |
gereed |
zwak -d | volledig |
- (verouderd) klaar maken tot het eindproduct
- Het reden van een stoel is het afknippen van de restje riet.
- (verouderd) ervoor zorgen dat een schip klaar is om te varen (zie ook rederij)
vervoeging van |
---|
rijden |
reden
- meervoud verleden tijd van rijden
- Wij reden.
- Jullie reden.
- Zij reden.
- Wij reden.
- ▸ Af en toe reden groen-witte pick-uptrucks van de grenspolitie ons tegemoet omdat we de Mexicaanse grens naderden.[3]
- Het woord reden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "reden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈʀeːdn̩/
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reden /ˈʀeːdn̩/ |
redete /ˈʀeːdətə/ |
geredet gəˈʀeːdət/ |
volledig |
reden
- re·den
Naar frequentie | > 50000 |
---|
reden, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van red
- re·den
reden, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van red