provincie
- Geluid: provincie (hulp, bestand)
- IPA: / proˈvɪnsi / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /pro.ˈvɪn.si/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /pro.ˈvɪn.si/
- pro·vin·cie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | provincie | provincies provinciën |
verkleinwoord | provincietje | provincietjes |
de provincie v
- een staatkundig onderdeel van een land
- Nederland heeft twaalf provincies.
- ▸ Hoewel het bij mijn oudste dochter soms lastig was om een afspraak in haar drukke tieneragenda in te plannen, reden we samen naar Groningen om in mijn oude studentenhuis te logeren en zijn we bezig met een tour om in elke provincie een biefstuk te eten.[3]
- provinciaal, provincieambtenaar, provinciebestuur, provincieblad, provinciefonds, provinciegouverneur, provinciehout, provinciehuis, provincieraad, provincieroos, provinciestad
1. een staatkundig onderdeel van een land
- Het woord provincie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "provincie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "provincie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ provincie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be