• poot·je·ba·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pootjebaden


onvolledig

pootjebaden [1]

  1. met blote voeten (en liefst met opgestroopte broekspijpen!) in het water lopen
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]