plompen
- plom·pen
- In de betekenis van ‘met een plomp in het water komen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
de plompen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord plomp
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plompen |
plompte |
geplompt |
zwak -t | volledig |
plompen overgankelijk
- onovergankelijk met een "plomp"-geluid in een vloeistof (meestal water) vallen of springen
- Ik plompte in het water.
- onovergankelijk (visserij) bepaalde manier van vissen, waarbij door middel van het met het aas strepen maken in het kroosdek naar een centraal punt toe wordt gewerkt
- overgankelijk iets in het water gooien of laten lopen
- Het afvalwater werd in de sloot geplompt.
- overgankelijk (Bargoens) iets wat geroofd is laten verdwijnen en/of vernietigen
- [3] plempen [1]
- Het woord plompen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plompen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "plompen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be