• plaat
  • In de betekenis van ‘prent’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1623 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plat stuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1280 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord plaat platen
verkleinwoord plaatje plaatjes

de plaatv / m

  1. (techniek) een vlak, plat en vrij dun stuk materiaal, zoals metaal of hout
    • Kunt u mij die plaat metaal even aangeven? 
     Normaal gesproken was dat geen enkel probleem geweest, ze gebruikten een eenvoudige en beproefde techniek met platen en bouten voor de samenvoeging.[2]
  2. meestal verkleinwoord: een afbeelding, meestal gedrukt (door gravering op een metaalplaat)
    • Dit boek heeft mooie 'plaatjes. 
  3. (muziek) grammofoonplaat of cd
    • De plaat stond in de hitlijsten. 
  4. (scheepvaart) zandplaat, zandbank
     Vaag op de achtergrond de ongelukkige benzinetanker Concilius, die bij het uitvaren van de noordelijke voorhaven van de Volkeraksluis omhoog liep op een plaat in het Hollands Diep.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.