pardon
- par·don
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: excuseer!’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
- Leenwoord uit het Frans, afgeleid van het werkwoord pardonner.[2]
- neemt u mij niet kwalijk.
- Pardon, mag ik u iets vragen?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pardon | pardons |
verkleinwoord | pardonnetje | pardonnetjes |
het pardon o
- o iets kwijt schelden.
- De minister wilde geen pardon geven voor de overtreders.
- o / m (religie) bedevaartsprocessie in Bretagne, gehouden ter herdenking van de plaatselijke heiligen
- De ‘Pardon de Ste-Anne d’Auray’ is de grootste pardon van Bretagne.[3].
- Het woord pardon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pardon" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pardon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pardon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ landenweb.net
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be