pas op overstekend wild
  • over·ste·kend
vervoeging van: oversteken
verbogen vorm: overstekende

overstekend

  1. onvoltooid deelwoord van oversteken
stellend
onverbogen overstekend
verbogen overstekende
partitief overstekends

overstekend

  1. van de ene naar de andere kant van een weg gaand
    • Een automobilist haalde gistermiddag levensgevaarlijke capriolen uit in het Brabantse Sint-Oedenrode. Op de beelden van een dashcam is te zien hoe de bestuurder van de auto een bus inhaalt en hierbij maar net een overstekend kind mist. [1] 
    • Een ander voorbeeld: het automatische noodremsysteem reageert niet alleen op voetgangers en andere auto’s, maar komt óók in actie bij overstekend groot wild. [2] 
  2. een grens passerend
    • De grens is over dat stuk dan volledig gesloten voor overstekend wild. ,,We kunnen wel elke boer apart vragen om hun land af te rasteren, maar we pakken het liever gezamenlijk aan’’, zegt de gedeputeerde. [3]