overgeven
- over·ge·ven
- samenstelling van over en geven [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overgeven |
gaf over |
overgegeven |
klasse 5 | volledig |
overgeven
- inergatief de maaginhoud uitspugen
- Hij werd misselijk en hij moest overgeven.
- wederkerend zich ~: de strijd staken en controle aan de vijand geven
- In mei 1945 gaven de nazi's zich eindelijk over.
- De rest van onze voorwaarden zullen wij bekend maken wanneer de stad zich heeft overgegeven en alle wapens zijn ingeleverd. Dit dient binnen drie dagen te gebeuren.[2]
- [1] braken, kotsen
- [2] capituleren
- Zich aan iets overgeven.
1. braken
2. capituleren
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
nog toe te wijzen
- Het woord overgeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overgeven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ overgeven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be