• or·tho·dox
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen orthodox orthodoxer orthodoxt
verbogen orthodoxe orthodoxere orthodoxte
partitief orthodox orthodoxers -

orthodox

  1. (religie) star vasthoudend aan een bepaald geloof
    • Orthodoxe christenen. 
  2. star vasthoudend aan bepaalde opvattingen of gewoontes die algemeen zijn aanvaard
    • Een orthodoxe manier van werken. 


99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]