• on·der·schei·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onderscheiden
onderscheidde
onderscheiden
zwak -d

gemengd

volledig

onderscheiden

  1. overgankelijk een verschil in aanmerking nemen
    • In de wet werden drie gevallen onderscheiden. 
  2. een verschil waarnemen
     Geur is kennelijk een belangrijk overlevingszintuig en ik kon van verre al onderscheiden van welke dieren de uitwerpselen waren die ergens lagen.[1]
  3. overgankelijk iemands bijzonder gedrag erkennen, bijvoorbeeld middels een medaille
    • Hij werd met een ridderorde onderscheiden. 
  4. onderkennen
  5. wederkerend zich ~: door eigen toedoen opvallen
stellend
onverbogen onderscheiden
verbogen
partitief onderscheidens

onderscheiden

  1. verschillend
vervoeging van: onderscheiden…
geen verbogen vorm

onderscheiden

  1. voltooid deelwoord van onderscheiden
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be