Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: o.m.OM


  • om
  • als ‘voorzetsel’ voor aangetroffen vanaf 1272 [1]
Middelnederlands: ombe, omme
Oudnederlands: umbi, umbe
Germaans: *umbi
Indo-Europees: *ambʰi-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: umb, umbe (Angelsaksisch: ymbe), Duits: um, (Oudhoogduits: umbi), Fries: om, umme (Oudfries: umbe, ombe)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: om, (Oudnoords: umb), IJslands/Faeröers: um

om

  1. omheen, rond, rondheen, aan alle kanten van iets.
    • Om de kerk ligt een ring, bestaande uit een gracht met bomen. 
  2. als aanduiding van het tijdstip waarop iets begint.
    • Het volgende journaal is om 14:30. 
     De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte.[2]
  3. als aanduiding van een bedoeling of reden
    • Om haar gezondheid is ze gestopt met roken. 
  4. (verouderd) als aanduiding van een ruil of verwissing
    • Hij gaf zes broodjes om een gulden. 
  • [3] om het <overtreffende trap van bijwoord>
    geeft wedijver aan en waar die op gericht is [3]
 Claudia en Andries springen uit de auto en rennen om het hardst op het boertje af.[4]
  • [3] om ter <overtreffende trap van bijwoord>
    geeft wedijver aan en waar die op gericht is (Belgisch-Nederlands, ook in België geen standaardtaal) [3] [5]
 En Tomas is flink, en Kathy, en Lief. We zijn allemaal om ter flinkst. Familie flink. De enige die zich niet flink heeft gehouden, is Fellini. Die at niet meer, gaf bloed over, en zijn pels werd dof.[6]
 Maak om ter eerst een woord waarin alle letters van de nummerplaat van de auto voor of naast je voorkomen.[7]

om ... te + infinitief

  1. leidt een beknopte bijzin in: het effect dat men wil bereiken.
    • Ik ga sonjabakkeren om af te vallen. 
    • Een druk op de knop is voldoende om de bus te laten stoppen. 
  • een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen
    iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen
  • geen nagel hebben om zijn gat te krabben
    heel erg arm zijn
  • geen nagel hebben om zijn kont te krabben
    erg arm zijn
  • nog geen luis hebben om dood te drukken
    erg arm zijn
  • te dom zijn om voor de duvel te dansen
    heel erg dom zijn
  • maak je maar boos, dan heb je twee keer werk: één keer om boos te worden, en één keer om niet meer boos te zijn
    woede kost veel energie en lost niets op
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     om  
 persoonlijk     erom  
aanwijz.   nabij     hierom  
  veraf     daarom  
  vragend/betrekk.     waarom  

om

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    omdraaien: hij draaide het argument om in zijn betoog
  2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    erom: hij heeft er hartelijk om moeten lachen.
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]
  1. "om" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. 3,0 3,1 3,2   Weblink bron “Om ter hardst / om het hardst” op taaladvies.net
  4.   Weblink bron “Daar ga je, Claudia!.” (ca. 1970-1980), Het Goede Boek, Huizen / Standaard, Antwerpen, ISBN 9024000637, p. 61
  5. 5,0 5,1
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 319 kol. 1
  6.   Weblink bron “Taal zonder mij” (2012), De Geus, Breda, ISBN 9789044525595, hfst. Coda
  7.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Leuke spelletjes voor in de auto” (3 december 2013) op libelle.be
  8.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


om

  1. mens


  • om
  • Bijwoord en voorzetsel: afkomstig van de Oudnoorse woorden um en umb
  • Voegwoord: Vergelijk de Oudnoorse woorden ef en em (aan)
Naar frequentie 34

om

  1. rond
  2. erover
    «Vi fik en melding om, at en mand er blevet skudt i hovedet.»
    We kregen een rapport (erover) dat een man werd in het hoofd geschoten.

om

  1. om

om

  1. om
  2. rond
  3. betreffende
  4. over (in tijdelijke opzicht)
    «Toget kører om ti minutter.»
    De trein vertrekt over tien minuten.


  • om

om

  1. (familie) oom


  • om
  • Bijwoord en voorzetsel: afkomstig van de Oudnoorse woorden um en umb
  • Voegwoord: Vergelijk de Oudnoorse woorden ef en em (aan)
  • Zelfstandig naamwoord: Vergelijk het Oudnoorse woord ómun (geluid, klank, stem)
Naar frequentie 30

om

  1. rond

om

  1. om

om

  1. om
  2. rond
  3. betreffende, vanwege, wegens
    «Planene om lyntog fra Oslo til København skrinlegges.»
    De plannen betreffende een hogesnelheidstrein van Oslo naar Kopenhagen zullen worden begraven.
  4. over (in tijdelijke opzicht)
    «Toget går om ti minutter.»
    De trein vertrekt over tien minuten.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   om     omen     omer     omene  
genitief   oms     omens     omers     omenes  

om, m

  1. galm, dof geluid
    «Jeg hører omen av kirkeklokkene.»
    Ik hoor het doffe geluid van kerkklokken.


  • om
  • Bijwoord en voorzetsel: afkomstig van de Oudnoorse woorden um en umb
  • (Voegwoord) Vergelijk de Oudnoorse woorden ef en em (aan)!
  • Zelfstandig naamwoord: Vergelijk het Oudnoorse woord ómun (geluid, klank, stem)

om

  1. rond

om

  1. om

om

  1. om
  2. rond
  3. betreffende, vanwege, wegens
  4. over (in tijdelijke opzicht)
    «Toget går om ti minutt.»
    De trein vertrekt over tien minuten.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   om     omen     omar     omane  

om, m

  1. galm, dof geluid


  • om
Naar frequentie 20

om

  1. als, indien