• nieuws
  • afgeleid van nieuw met het achtervoegsel -s, in de betekenis van ‘bericht over iets dat nog onbekend is’ aangetroffen vanaf 1656 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord nieuws -
verkleinwoord nieuwsje nieuwsjes

het nieuwso

  1. (maatschappij) actuele ontwikkelingen die van algemeen belang worden geacht
    • Is er nog nieuws over de kabinetsformatie? 
  2. (media) een uitzending in de media waarin berichten over [1] worden verspreid onder het grote publiek
    • Ik wil straks naar het nieuws kijken. 
  • [1]: Geen nieuws is goed nieuws
Zolang er geen nieuws over iets of iemand binnenkomt, kan men er doorgaans van uitgaan dat er niets ernstigs aan de hand is
  • Er is niets nieuws onder de zon
het is zoals het altijd geweest is
•  Die demarcatielijn kwam precies overeen met de lijn die de officieren scheidde van de manschappen. Niets nieuws onder de zon, zei Albert bij zichzelf. [4] 

nieuws

  1. partitief van de stellende trap van nieuw
     Wat een toeval! Aan twee verschillende kanten van de wereld waren we beiden iets nieuws aan het ontdekken.[5]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]