minst
- Geluid: minst (hulp, bestand)
- IPA: / mɪnst / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /mɪnst/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /mɪnst/
- minst
minst
- onverbogen vorm van de overtreffende trap van min
minst
- onverbogen vorm van de overtreffende trap van weinig
stellend | |
---|---|
onverbogen | minst |
verbogen | minste |
minst
- overtreffende trap van weinig: het geringst in aantal of hoeveelheid
- Het woord minst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "minst" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "minst" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ minst op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- minst
- onbepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van liten
minst
- overtreffende trap van lite
- minst
- onbepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van liten
minst
- overtreffende trap van lite