• mien

de mienv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) iemand met gemene streken, gluiperd


  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mien mienent os, ozze ozzent
2e persoon
(informeel)
dien dienent joen joenent
2e persoon
(formeel)
joen joenent joen joenent
3e persoon
(mannelijk)
zien zienent heur heurent
3e persoon
(vrouwelijk)
heur heurent
3e persoon
(onzijdig)
? ?

mien

  1. mijn


mien

  1. mijn


mien

  1. mijn

mien

  1. mij; datief en accusatief van ik, eerste persoon enkelvoud


mien

  1. mijn

mien

  1. mij; datief en accusatief van ik, eerste persoon enkelvoud