• kop·po·si·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord koppositie kopposities
verkleinwoord

de koppositiev

  1. (sport) sporter of die (voorlopig) voorligt op de andere deelnemers van een wedstrijd of reeks wedstrijden
     Vrijdag won Lorena Wiebes de eerste etappe in een sprint, Brennauer nam de leiderstrui zaterdag over na winst in de tijdrit. Die koppositie moest Brennauer nog wel zien te verdedigen in een vlakke etappe met maar liefst zeven bonificatiesprints.[1]
     Bayern München heeft zijn koppositie in de Bundesliga verstevigd.[2]
  1.   Weblink bron “Wiebes op de streep geklopt door Balsamo, Brennauer wint Madrid Challenge” (ZO 8 NOVEMBER 2020), NOS
  2.   Weblink bron “Duel tussen Lewandowski en Haaland eindigt gelijk, maar Bayern wint topper” (ZA 7 NOVEMBER 2020), NOS