klas
- klas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klas | klassen |
verkleinwoord | klasje | klasjes |
de klas v
- (onderwijs) een groep leerlingen die een tijdlang gezamenlijk les krijgen
- Bij haar in de klas zitten veel goede leerlingen.
- ▸ ‘Welcome to Paradise, what will it be?’ Voor me stond een ronde dame vol tattoos, die in haar jonge jaren vast de het mooiste meisje van de klas was geweest.[3]
- (onderwijs) een leerjaar op school
- Zij zit in de tweede klas.
- (onderwijs) een klaslokaal
- Ik heb mijn rekenmachine nog in de klas liggen.
- klasse in het openbaar vervoer, in ziekenhuizen enz. met verschil in prijs en voorzieningen
|
1. een groep leerlingen die een tijdlang gezamenlijk les krijgen
2. een leerjaar op school
3. een klaslokaal
- Het woord klas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "klas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be