• kerst·druk·te
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstdrukte kerstdruktes
verkleinwoord

de kerstdruktev

  1. (kerst) veel dingen te doen hebben in de kerstperiode, het druk zijn, vooral met de voorbereidingen
  2. (kerst) de massa mensen in de winkels in de kerstperiode, veel mensen
     Om de verwachte kerstdrukte in het Alphense centrum in goede banen te leiden, neemt de gemeente diverse maatregelen.[1]
  1.   “Zo moet de verwachte kerstdrukte in goede banen worden geleid” (10 december 2020), Studio Alphen