• juich·toon
enkelvoud meervoud
naamwoord juichtoon juichtonen
verkleinwoord

de juichtoonm

  1. een manier van spreken die wijst op grote instemming en vreugde
    • Als het gaat om het bevorderen van sociale gerechtigheid zijn de Republikeinen wel erg karig. Méér compassie met de kwetsbaren zou zeker aanbeveling verdienen. Alles afwegende: de SGP heeft een relatieve voorkeur voor Romney, zonder daarbij al teveel juichtonen aan te slaan. Ook de Grand Old Party kan wel een extra vleugje SGP gebruiken.” [2] 
    • Maar wie de kunsten serieus neemt, moet inhoudelijk durven praten en dat kan per definitie niet alleen in juichtonen. [3] 
88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]