jijen
- jij·en
- Afgeleid van jij.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jijen |
jijde |
gejijd |
zwak -d | volledig |
jijen
- iemand aanspreken met jij en jou in plaats van met u
- Ik wind me op over presentatoren die maar jijen en jouen.
1. iemand aanspreken met jij en jou in plaats van met u
- Het woord jijen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jijen" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be