grap
- Geluid: grap (hulp, bestand)
- IPA: / ɣrap / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χrɑp/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣrɑp/
- grap
- In de betekenis van ‘kwinkslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1761 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grap | grappen |
verkleinwoord | grapje | grapjes |
de grap m
- verhaal dat of handeling die erop gericht is om de lachlust op te wekken
- Hij haalde een kostelijke grap uit.
- ▸ ’Wie weet er een mop?’ riep een aarzelende stem. Een voor een begonnen we grappen en verhalen met elkaar te delen om de moed erin te houden.[2]
1. verhaal dat of handeling die erop gericht is om de lachlust op te wekken
vervoeging van |
---|
grappen |
grap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grappen
- Ik grap.
- gebiedende wijs van grappen
- Grap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grappen
- Grap je?
- Het woord grap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "grap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grap | grappe |
verkleinwoord | grappie | grappies |
grap