• ge·dach·te
  • In de betekenis van ‘het nadenken, idee’ voor het eerst aangetroffen in 901.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands ghedachte, ghedochte, aanpassing van ghedacht, ghedocht, uit Oudnederlands gethāht, ontwikkeld uit West-Germaans *gi-þāh-ti, verbaalabstractum met Primärberührung bij *þankjan- ‘denken’.[2] Evenzo afgeleid zijn Nederduits (vero.) Gedacht, Oudhoogduits gidāht en Oudengels ġeþōht (waaruit Engels thought).
enkelvoud meervoud
naamwoord gedachte gedachtes
gedachten
verkleinwoord gedachtetje gedachtetjes

de gedachtev

  1. hetgeen wat men denkt
    • Soms heb ik het gevoel dat ik een gedachte van mijn beste vriendin kan lezen. 
     Voordat ik weer in slaap viel kreeg ik de gedachte aan zeven verschrompelde lijken in gesmolten slaapzakken niet uit mijn hoofd.[3]
     De gedachte dat deze triviale etiquettekwestie de dood van achttien mensen had veroorzaakt, was onverdraaglijk geweest. Maar dat was dus niet zo.[4]
  2. mening, opinie, idee
  • Gedachten zijn tolvrij
iedereen mag vrij denken wat diegene wil
  • De wens is de vader van de gedachte
je gelooft iets, omdat je wil dat het zo is
  • Op twee gedachten hinken
geen beslissing kunnen nemen tussen oplossingen
  • Twee zielen, één gedachte
twee mensen die op hetzelfde moment hetzelfde idee hebben
  • Van gedachte / gedachten wisselen
vervoeging van: denken…
verbogen vorm: gedachtee

gedachte

  1. verbogen vorm van gedacht, voltooid deelwoord van denken
vervoeging van: gedenken…
verbogen vorm: gedachtee

gedachte

  1. verbogen vorm van gedacht, voltooid deelwoord van gedenken
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]