exclusivistisch
- ex·clu·si·vis·tisch
- afgeleid van exclusivist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | exclusivistisch | exclusivistischer | |
verbogen | exclusivistische | exclusivistischere | |
partitief | exclusivistisch | exclusivistischers | - |
exclusivistisch [1]
- met betrekking tot het exclusivisme
- Het woord 'exclusivistisch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.