• even·knie
enkelvoud meervoud
naamwoord evenknie evenknieën
verkleinwoord

de evenkniev / m

  1. iets of iemands gelijke
    • Wat betreft de internetveiligheid en de digitale Conventie van Genève is de strategie van Microsoft duidelijk: zodra nationale staten deze officieel erkennen als de digitale evenknie van het Rode Kruis, zouden hieruit ook lucratieve beveiligingscontracten moeten voortkomen - alles uiteraard tegen een fikse vergoeding.[4] 
    • Op foto's van wat een glorieus moment had moeten worden, staat de topman van FrieslandCampina glunderend naast zijn evenknie bij branchegenoot Huishan Dairy Holdings. Het kindje dat Cees 't Hart en Yang Kai samen hebben gebaard: Friesland Huishan Dairy, dat babyvoeding gaat produceren voor de Chinese markt. Sinds twee weken tikt er een tijdbom onder deze Nederlands-Chinese joint-venture. De fabriek met 400 werknemers in de miljoenenstad Shenyang draait gewoon door, bezweert een woordvoerder van FrieslandCampina in Amersfoort.[5]  
  2. mededinger die een vergelijkbare prestatie kan leveren
    • Bij kortere afstanden was Margot iedereen de baas maar op de marathon vond zij haar evenknie in Simone.[6] 
  3. (verouderd) iemand die van een gelijke stand is
79 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[7]