enigszins
- enigs·zins
enigszins [1]
- in beperkte mate, een beetje
- Na die plotseling van rechts opdoemende auto was de rijexamenkandidaat enigszins uit zijn doen.
- Albert Maillard. Hij was een slanke jongen met een enigszins traag, bescheiden karakter. [2]
- ▸ Deze informatie was nog betrouwbaarder dan de soms wat verouderde opmerkingen in Guthook en gezamenlijk gaven ze voldoende informatie om met enigszins gerust hart de uitgedroogde woestijn in te trekken.[3]
- eenigszins (officiële spelling van 1864 tot 1935 in Nederland en van 1883 tot 1946 in België; ook voordien gebruikt)
- eenigzins (officiële spelling van 1805 tot 1864 in Nederland en tot 1883 in België)
- eenechsins, eenichsins, eenichsints, eenighsints, eenighszins, eenigsins, eenigsints, enechsijns, enechsins, enegessins, enichsens, enichsins, enichssyns, enigsints (schrijfwijzen gebruikt vóór 1805)
- Het woord enigszins staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enigszins" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be