eigenaardig
- Geluid: eigenaardig (hulp, bestand)
- ei·gen·aar·dig
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘een eigen karakter dragend’ voor het eerst aangetroffen in 1764 [1]
- Samenstellende afleiding van eigen en aard met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eigenaardig | eigenaardiger | eigenaardigst |
verbogen | eigenaardige | eigenaardigere | eigenaardigste |
partitief | eigenaardigs | eigenaardigers | - |
eigenaardig [2]
- afwijkend van wat normaal is
- Die auto heeft een eigenaardige kleur.
- ▸ Na een lange dag was er niks fijner dan Coppertone onverwachts tegen te komen en van zijn vreemde combinatie te genieten. Het was een eigenaardige zestiger met een Chriet Titulaer-baard, gehuld in een rok.[3]
- Het woord eigenaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eigenaardig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "eigenaardig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be