doodgaan
- dood·gaan
- samenstelling van dood en gaan
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doodgaan |
ging dood |
doodgegaan |
klasse 7 | volledig |
doodgaan
- ergatief het leven verlaten
- De planten waren allemaal doodgegaan.
- Het was niet zozeer de angst om dood te gaan, als wel het idee nu dood te gaan. Als laatste doodgaan, zei Albert bij zichzelf, is hetzelfde als als eerste doodgaan, lulliger bestaat niet. [1]
- (toneel) (van stand-upcomedians e.d.) niet in staat zijn het publiek aan het lachen te krijgen, een reeks grappen vertellen die geen van allen aanslaat
- Harry Hol (45) is vaker doodgegaan, maar die keer in Theater de Meervaart in Amsterdam was verreweg het pijnlijkst.[2]
- [1] sterven, overlijden, heengaan, inslapen, ontslapen, sneven, verscheiden
1. het leven verlaten
- Het woord doodgaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doodgaan" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
- ↑ Wie comedian wil worden begint bij de open mic. ‘Als het misgaat, kunnen vijftien minuten een eeuwigheid duren’, volkskrant.nl, 28 mei 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be