delen
Niet te verwarren met: Deelen |
- de·len
- ww: erfwoord via Middelnederlands delen van Oudnederlands delon, in de betekenis van ‘verdelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- zn: deel zn met de uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
delen |
deelde |
gedeeld |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
delen | gedeeld |
deel | delend |
deling | |
gedeelte |
delen
- overgankelijk samen met een ander gebruiken
- We delen een kamer.
- Wij deelden alle fooien eerlijk onder elkaar.
- Eerlijk zullen we alles delen.
- overgankelijk het verstrekken van informatie (in de ruime zin van het woord) aan een of meer anderen, of het publiceren ervan, of als het online staat, het attent erop maken en gemakkelijk toegankelijk maken door het verstrekken van een link
- Hij deelde zijn gevoelens alleen maar met zijn vrouw.
- Via sociale media delen mensen verhalen, kennis en ervaringen.
- Je kan je locatie delen met andere gebruikers van deze app.
- ▸ Er werden jeugdverhalen en toekomstdromen gedeeld.[2]
- overgankelijk in meer dan één stuk snijden of hakken
- Het stuk koek werd gedeeld.
- overgankelijk (wiskunde) rekenkundige bewerking: het aantal bepalen dat een getal (het deeltal) groter is dan een ander getal (de deler)
- Hoeveel is 12 gedeeld door 3 ?
|
1. samen met een ander gebruiken
2. in meer dan één stuk snijden of hakken
de delen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord deel
- gezaagde houten planken
- Een houten vloer van vurenhouten delen.
- gelijksoortige stukken (bestanddelen, afdelingen enz.) van een geheel (de stukken kunnen verschillen in grootte maar zijn gelijk van samenstelling)
- De vaas is in drie delen gevallen.
- onderdelen, waarbij verschillen in functie of samenstelling buiten beschouwing zijn gelaten
- In grote delen van de krijgsmacht heerst onrust, vooral bij de (het onderdeel) marine.
- Het woord delen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "delen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "delen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
delen | delyow, delkyow |
delen v
- de·len
delen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van del
- de·len
Naar frequentie | 1952 |
---|
delen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van del
- de·len
delen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van del