constateren
- Geluid: constateren (hulp, bestand)
- IPA: /kɔnsta'terə(n)/
- con·sta·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vaststellen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse constater (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
constateren |
constateerde |
geconstateerd |
zwak -d | volledig |
constateren
- overgankelijk vaststellen
- Ik moet constateren dat jullie nog niet echt voortgang geboekt hebben...
- ▸ De Franse levensstijl blijft een uiterst aantrekkelijk concept waaraan goed wordt verdiend, zoals Michel Houellebecq constateerde in zijn laatste roman De kaart en het gebied: luxe, elegantie, goed eten en drinken.[3]
- ▸ In zijn bril zag ik mezelf weerspiegeld en ik constateerde dat ik er net zo verwilderd uitzag als hij.[4]
1. vaststellen
- Het woord constateren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "constateren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "constateren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ constateren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be