antwoordde
- Geluid: antwoordde (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑntwordə / (3 lettergrepen)
- ant·woord·de
vervoeging van |
---|
antwoorden |
antwoordde
- enkelvoud verleden tijd van antwoorden
- Ik antwoordde.
- Jij antwoordde.
- Hij, zij, het antwoordde.
- Ik antwoordde.
- ▸ 'Dus u staat hier aan het hoofd van de beveiliging?' 'Ik bén de beveiliging hier,' antwoordde hij.[1]
- Het woord antwoordde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652