• aard·worm
enkelvoud meervoud
naamwoord aardworm aardwormen
verkleinwoord aardwormpje aardwormpjes

de aardwormm

  1. (wormen) in de grond levende worm van de klasse Oligochaeta  
  2. regenworm
     Over enkele weken, na een paar felle najaarsstormen, zijn al die 200.000 bladeren verdwenen en worden ze door de wind voortgejaagd over de bosbodem, waar duizendpoten, maden, slijmzwammen, aardwormen en bacteriën ze zullen verteren tot nederige mulch.[2]
  3. (plechtig) mens
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]