Huidig
bestand
17
  • onzijdige woordsvorm in het Oudgrieks van bijvoeglijk naamwoord en deelwoord [1]

-on [2]

  1. (scheikunde) (element) ter vorming van namen van enkele gassen
  2. (scheikunde) ter vorming van namen van enkele kunstvezels b.v. nylon, dacron, dralon, enkalon
  3. (natuurkunde) ter vorming van namen van moleculaire en subatomaire deeltjes, gebaseerd op de uitgang van resp. ion of elektron


  • [1] Afgeleid van het Latijnse achtervoegsel -o, gen. -onis, dat zelfstandige naamwoorden met een versterkende betekenis vormt.
  • [2] Ontleend aan het wetenschappelijk Engels -on.

-on m

  1. ter vorming van
    1. verkleinwoorden of vleivormen, bijv. chaton “katje, kitten” (uit chaton kat),
    2. secundaire formaties die een versterkende betekenis tegenover die van het hoofdwoord uitdrukken, bijv. ballon ballon, bal (van voetbal, basketbal, enz.)” (uit balle “kleine, ronde bal”),
    3. formaties van oorsprong of beroep, bijv. marmiton koksmaatje, keteljongen (uit marmite ketel).
  2. (natuurkunde) ter vorming van namen van moleculaire en subatomaire deeltjes, gebaseerd op de uitgang van resp. ion of électron