-on
Huidig bestand |
---|
17 |
- onzijdige woordsvorm in het Oudgrieks van bijvoeglijk naamwoord en deelwoord [1]
-on [2]
- (scheikunde) (element) ter vorming van namen van enkele gassen
- (scheikunde) ter vorming van namen van enkele kunstvezels b.v. nylon, dacron, dralon, enkalon
- (natuurkunde) ter vorming van namen van moleculaire en subatomaire deeltjes, gebaseerd op de uitgang van resp. ion of elektron
- (1) -ium
- Het woord '-on' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- [1] Afgeleid van het Latijnse achtervoegsel -o, gen. -onis, dat zelfstandige naamwoorden met een versterkende betekenis vormt.
- [2] Ontleend aan het wetenschappelijk Engels -on.
-on m
- ter vorming van
- verkleinwoorden of vleivormen, bijv. chaton “katje, kitten” (uit chaton ”kat“),
- secundaire formaties die een versterkende betekenis tegenover die van het hoofdwoord uitdrukken, bijv. ballon “ballon”, “bal (van voetbal, basketbal, enz.)” (uit balle “kleine, ronde bal”),
- formaties van oorsprong of beroep, bijv. marmiton “koksmaatje, keteljongen” (uit marmite “ketel”).
- (natuurkunde) ter vorming van namen van moleculaire en subatomaire deeltjes, gebaseerd op de uitgang van resp. ion of électron
- -on in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .