De vroege vlucht bestond uit vier renners: Kristian Sbaragli, Eugert Zhupa, Ivan Rovny en Jan Tratnik. Sbaragli was schijnbaar alleen mee voor de eerste tussensprint (Ponte su Santu) na zo'n 50 km, want hij liet zich daarna weer terugzakken naar het peloton. Uiteindelijk werden de vluchters niet ver na de enige beklimming ingerekend.
Het was een winderige dag op Sardinië. Met nog 20 kilometer te gaan steeg de nervositeit in het peloton, er was een zichtbare strijd van de klassementsrenners op vooraan het peloton te blijven, en niet zonder reden. Op dat moment onderging het peloton een sterke tegenwind, maar er was bekend dat rond 12 kilometer van de streep een open strook aan zee was, met sterke zijwind, ideale situaties voor het ontstaan van waaiers – en breuken in het peloton.
En zo geschiedde. Quick-Step Floors zette rond 10 kilometer van de streep aan en wist zich met 7 eigen renners en een handvol anderen weg te rijden van de rest van het peloton. Aanvankelijk maakte rozetruidrager en topsprinter André Greipel ook deel uit van de voorste waaier, maar moest door een probleem met zijn versnellingsapparaat afhaken. Topsprinters Fernando Gaviria en Giacomo Nizzolo konden wel mee. Uiteindelijk wist Gaviria de sprint te winnen.
Voor het klassement waren er weinig gevolgen. Klassemenstsrenner Bob Jungels won 10 seconden op zijn grootste concurrenten. Nederlandse favorieten Steven Kruijswijk, Tom Dumoulin en Bauke Mollema konden zich met de grootste andere favorieten handhaven in het voorste peloton, op 13 seconden van de winnaar. Rohan Dennis, die klassementsambitie voor de ronde had uitgesproken, moest meer dan 5 minuten prijsgeven.[1]