Een hofschilder was een kunstschilder die verbonden was aan het hof van een wereldlijke of geestelijke vorst. Als zodanig schilderde hij in opdracht van de vorst staatsieportretten en eventueel andere gewenste schilderijen.

Antonio Palomino als hofschilder van de Spaanse koning Karel II

Belangrijke vorsten traden altijd al op als mecenas en gaven kunstenaars en ambachtslieden opdracht tot het vervaardigen van uiteenlopende kunstwerken: bouwwerken, schilderijen, meubels en edelsmeedwerk. In de middeleeuwen werkten deze kunstenaars meestal nog anoniem. Pas vanaf de renaissance gingen zij onder hun eigen naam werken en kan men spreken van individuele hofschilders.

De kunsthistoricus Martin Warnke ziet in de voor een hof werkende kunstenaar, zoals een hofschilder, een voorloper van de moderne autonome kunstenaar: "Pas na het wegvallen van de hoven wordt de kunstenaar tot een maatschappelijke buitenstaander".[1]

Een hofschilder werd op verschillende manier beloond. Hij kon per schilderij betaald worden of een vast salaris krijgen. Vaak kregen ze een adellijke (ere)titel of een levenslang "pensioen". Daartegenover kon een hofschilder verplicht worden tot werken op basis van exclusiviteit, waarbij hij niet voor andere opdrachtgevers mocht schilderen. In de late middeleeuwen kregen hofschilders ook wel de functie van kamerdienaar.

Voor een schilder had het werken voor een vorst onder meer het voordeel dat hij niet onderworpen was aan de regels van het lokale schilders- of Sint-Lucasgilde.

Bekende hofschilders

bewerken
 
Staatsieportret van koning Lodewijk XV als kind, geschilderd door Hyacinthe Rigaud