Militarisme
De term militarisme betekent, in culturele zin, een voorliefde voor militair vertoon zoals uniformen, wapens, onderscheidingen, parades, orden, rituelen, hiërarchieën, rangen en titels, vlaggen, heldenverering, discipline en het principe van bevelen en gehoorzamen. Ook het kleden van kinderen in militaire uniformen is in vele ogen een kenmerk van militarisme.
Militarisme in een subjectief begrip, wat wel of niet militaristisch is is een persoonlijk oordeel. Als politiek begrip duidt het op de aanwezigheid van een sterk dominante geüniformeerde macht die zich aan politieke en parlementaire controle onttrekt. Het begrip "militaristisch" is geen synoniem voor militair. Het begrip militarisme is op zich neutraal; het beschrijft een bepaalde voorliefde. Veelal wordt militarisme echter als negatief beschouwd en hebben militaristische landen een negatief imago.
Voorbeelden
Geschiedenis
Een aantal landen heeft in het verleden duidelijk een militaristisch karakter gehad, bijvoorbeeld Sparta in het oude Griekenland, het koninkrijk Pruisen en het Duitse Keizerrijk. Vooral Pruisen, waar het leger een grote rol speelde en waar uniformen vaak in het straatbeeld voorkwamen, is een schoolvoorbeeld van een militaristische maatschappij. Deze tendens begon al in de achttiende eeuw, toen Frederik Willem I (de Soldatenkoning) en Frederik II het Pruisische leger gevoelig uitbreidden. Van Pruisen werd gezegd dat, "terwijl ieder land een leger had, Pruisen het enige leger was dat een land had".
Ook in het Duitse Keizerrijk, waarin Pruisen domineerde, telde vooral het leger. Het Duitse Rijk was geen echt constitutionele democratie: de zittende Keizer, die de belangen van de aristocratie en het leger doorgaans steunde, had altijd het laatste woord en kon naar believen de Rijkskanselier en zijn regering ontslaan. De controle van parlement en ministerraad op het leger schoten dan ook danig tekort. Zozeer zelfs dat de, toch politiek verantwoordelijke, ministers zich nauwelijks met de gang van zaken durfden bemoeien. De beperkte status van burgers wordt goed geïllustreerd door het hofprotocol, waarin de burgemeester van Berlijn in rang na een tweede luitenant kwam. Er waren in de wilhelminische periode (1890-1918) van het Duitse Keizerrijk mannen die vanwege hun reserve-officierschap ook dagelijks in uniform liepen. In verslagen van buitenlandse tijdgenoten sprak men dikwijls zijn verbazing uit over het straatbeeld in bijvoorbeeld Berlijn: op een mooie dag op een terrasje gezeten zag men een onafgebroken menigte mensen voorbijkomen gekleed in de meest uiteenlopende uniformen. De officieren, oud-officieren en reserve-officieren waren immers gewend om hun uniform dagelijks, dus ook buiten de dienst, te blijven dragen. Ook nazi-Duitsland en het fascistische Italië van Mussolini waren uitermate militaristisch. Het Japanse Keizerrijk van de jaren 30 van de 20e eeuw kreeg ook steeds meer militaristische trekjes.
Moderne tijd
In de moderne tijd zijn er ook landen of personen die een uitgesproken voorliefde voor militair vertoon en bijbehorende kleding kennen of kenden. Zo was de Palestijnse premier Arafat altijd gekleed in een legergroen uniform. Ook de Cubaanse president Fidel Castro kleedt zich graag in militaire uniformen.
Op nationaal niveau wordt Noord-Korea gezien als een militaristisch land en sommigen vinden dit ook van de Verenigde Staten.