meneer
Étymologie
modifier- Emprunt au vieux saxon myn heer (« mon sieur »).
Nom commun
modifiermeneer
Synonymes
modifierPrononciation
modifier- Afrique du Sud (Johannesbourg) : écouter « meneer [Prononciation ?] »
Étymologie
modifiermijn my + heer (seigneur) > m'n heer > meneer
Nom commun
modifiermeneer \məˈneːr\
Synonymes
modifierTaux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 97,4 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « meneer [Prononciation ?] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « meneer [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]