7.11.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 267/15 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 10 september 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK ry e.a./Fujitsu Siemens Computers Oy
(Zaak C-44/08) (1)
(Prejudiciële procedure - Richtlijn 98/59/EG - Aanpassing van wetgevingen van lidstaten inzake collectief ontslag - Artikel 2 - Bescherming van werknemers - Voorlichting en raadpleging van werknemers - Concern - Moedervennootschap - Dochteronderneming)
2009/C 267/26
Procestaal: Fins
Verwijzende rechter
Korkein oikeus
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Akavan Erityisalojen Keskusliitto AEK ry e.a.
Verwerende partij: Fujitsu Siemens Computers Oy
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Korkein oikeus — Uitlegging van de artikelen 2, 3 en 4 van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225, blz. 16) — Vaststelling van het tijdstip van het ontstaan van de verplichting voor een dochtervennootschap om raadpleging van de vertegenwoordigers van haar personeel te beginnen — Binnen een concern vastgestelde plannen of beslissingen betreffende de wijziging van de activiteiten van een tot dit concern behorende dochtervennootschap
Dictum
1) |
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, moet aldus worden uitgelegd dat de goedkeuring, binnen een concern, van strategische beslissingen of wijzigingen in de activiteiten die de werkgever ertoe dwingen een collectief ontslag te overwegen of te plannen, voor deze werkgever een verplichting doet ontstaan om de vertegenwoordigers van de werknemers te raadplegen. |
2) |
Het ontstaan van de verplichting van de werkgever om met raadpleging over het overwogen collectieve ontslag te beginnen, hangt niet ervan af of hij reeds in staat is, de vertegenwoordigers van de werknemers alle in artikel 2, lid 3, eerste alinea, sub b, van richtlijn 98/59 vereiste gegevens te verstrekken. |
3) |
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 98/59, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 4, eerste alinea, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat in het geval van een concern dat bestaat uit een moedervennootschap en een of meer dochtervennootschappen, de verplichting tot raadpleging van de vertegenwoordigers van de werknemers, voor de dochtervennootschap die de hoedanigheid van werkgever heeft, pas ontstaat wanneer deze dochtervennootschap waarbinnen het collectieve ontslag kan plaatsvinden, is geïdentificeerd. |
4) |
Artikel 2, lid 1, van richtlijn 98/59, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 4, hiervan, moet aldus worden uitgelegd dat in het geval van een concern de raadplegingsprocedure door de dochtervennootschap waarop het collectieve ontslag betrekking heeft, moet worden afgesloten alvorens die dochtervennootschap, in voorkomend geval op rechtstreekse instructie van haar moedervennootschap, de overeenkomsten van de door dat ontslag geraakte werknemers opzegt. |